1970. Pater Leonardus is de technische man van abdij Sion in Diepenveen. Wekelijks haalt hij materiaal bij de Technische Unie in Deventer. Hij komt op zijn brommer en draagt een lange leren motorjas. En ik, als baliebediende, mag hem helpen. Ik vind hem interessant, ik vind hem wonderlijk, een wat wereldvreemde dromer die tot mijn verbeelding spreekt. Kort geleden zocht ik hem op in het verpleeghuis. Leon praatte honderduit, zijn leven jaagde als in een koorts voorbij; kinderjaren, adolescentie, het kloosterleven, de eerste barsten in het ommuurde bestaan, swingen op Déjavu en the Byrds. Hij liet foto’s zien van destijds. Zijn opgetogenheid won het glansrijk van de op de loer liggende sluierwolken van melancholie. “Doei” zei hij, bijna verliefd, bij het afscheid. Het kushandje ontbrak nog. Het was de laatste keer dat ik hem levend zou zien. Vaarwel oh wonderlijke man.
Warme herinneringen aan de man, toen hij ons, enkele decennia terug alweer, muzikaal wat trachtte bij te brengen gedurende de zondagschool. Ook toen ik de klok van mijn ouders mocht halen, als tiener, zag ik de schoonheid en liefde van zijn liefelijk huisje in al zijn eenvoud. Zulke herinneringen waardeer je, jammer genoeg, pas veel later. Wie zal het zeggen en wordt hij weer herenigd met zijn naasten? Een erg aardige en vriendelijke man, zo kende ik hem. Sterkte voor de nabestaanden.
Leon, hoe mooi zou het zijn als we hem konden blijven herinneren door zijn leven te beschrijven in een boekje. Of straatnaam vernoemen. Zijn huisje in deze staat laat en onderhouden ter nagedachtenis en Leon zijn roeping doorzetten
Een bijzondere man in alle opzichten, bijna profetisch. Fijne man. Eer hem te hebben mogen kennen.
1970. Pater Leonardus is de technische man van abdij Sion in Diepenveen. Wekelijks haalt hij materiaal bij de Technische Unie in Deventer. Hij komt op zijn brommer en draagt een lange leren motorjas. En ik, als baliebediende, mag hem helpen. Ik vind hem interessant, ik vind hem wonderlijk, een wat wereldvreemde dromer die tot mijn verbeelding spreekt. Kort geleden zocht ik hem op in het verpleeghuis. Leon praatte honderduit, zijn leven jaagde als in een koorts voorbij; kinderjaren, adolescentie, het kloosterleven, de eerste barsten in het ommuurde bestaan, swingen op Déjavu en the Byrds. Hij liet foto’s zien van destijds. Zijn opgetogenheid won het glansrijk van de op de loer liggende sluierwolken van melancholie. “Doei” zei hij, bijna verliefd, bij het afscheid. Het kushandje ontbrak nog. Het was de laatste keer dat ik hem levend zou zien. Vaarwel oh wonderlijke man.
Warme herinneringen aan de man, toen hij ons, enkele decennia terug alweer, muzikaal wat trachtte bij te brengen gedurende de zondagschool. Ook toen ik de klok van mijn ouders mocht halen, als tiener, zag ik de schoonheid en liefde van zijn liefelijk huisje in al zijn eenvoud. Zulke herinneringen waardeer je, jammer genoeg, pas veel later. Wie zal het zeggen en wordt hij weer herenigd met zijn naasten? Een erg aardige en vriendelijke man, zo kende ik hem. Sterkte voor de nabestaanden.
Leon, hoe mooi zou het zijn als we hem konden blijven herinneren door zijn leven te beschrijven in een boekje. Of straatnaam vernoemen. Zijn huisje in deze staat laat en onderhouden ter nagedachtenis en Leon zijn roeping doorzetten
Een bijzondere man in alle opzichten, bijna profetisch. Fijne man. Eer hem te hebben mogen kennen.